Interactie Coaprovel en Paroxetine.
Mijn vraag is : Is dit wel een betrouwbare combinatie?
Wie heeft u deze medicatie voorgeschreven, en vanwaar vraagt u zich dit af.
Kent u de bijsluiter van Coaprovel?
http://nl.sanofi-aventis.com/products/CoAprovel_300_spc.pdf
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Andere antihypertensiva: de antihypertensieve werking van CoAprovel kan versterkt worden
door gelijktijdig gebruik van andere antihypertensiva. Irbesartan en hydrochloorthiazide (bij
doseringen tot 300 mg irbesartan/25 mg hydrochloorthiazide) zijn veilig ge combineerd met
andere antihypertensiva waaronder calciumantagonisten en bèta-blokkers. Een voorafgaande
behandeling met hoog gedoseerde diuretica kan volumedepletie en het risico van hypotensie tot
gevolg hebben, wanneer met de behandeling met irbesartan, met of zonder thiazidediureticum,
begonnen wordt, tenzij de volumedepletie eerst gecorrigeerd wordt (zie 4.4).
Lithium: reversibele toenames van de serumlithiumconcentraties en toxiciteit zijn gemeld tijdens
gelijktijdige toediening van lithium met ACE-remmers. Soortgelijke effecten zijn tot nu zeer
zelden beschreven voor irbesartan. Bovendien wordt de renale klaring van lithium verminderd
door thiazidediuretica waardoor de kans op lithiumtoxiciteit door CoAprovel zou kunnen
toenemen. De combinatie van lithium en CoAprovelwordt daarom niet aanbevolen (zie 4.4).
Indien gelijktijdig gebruik noodzakelijk is, wordt aanbevolen de serumlithiumspiegels
nauwkeurig te controleren.
Geneesmiddelen die het kalium beïnvloeden: het kaliumuitscheidend effect van
hydrochloorthiazide wordt verminderd door het kaliumsparend effect van irbesartan. Echter, dit
effect van hydrochloorthiazide op het serumkalium zou naar verwachting versterkt worden door
andere geneesmiddelen die in verband gebracht zijn met kaliumverlies en hypokaliëmie
(b.v. andere kaliuretische diuretica, laxantia, amfotericine, carbenoxolon, penicilline G
(natriumzout)). Daarentegen kan op grond van de ervaring met het gebruik van andere middelen
die het renine-angiotensinesysteem afzwakken, het gelijktijdig gebruik van kaliumsparende
diuretica, kaliumsupplementen, kalium-bevattende zoutvervangingsmiddelen of andere middelen
die het serumkalium kunnen verhogen (b.v. heparinenatrium), tot verhogingen van het
serumkalium leiden. Bij risicopatiënten wordt adequate monitoring van het serumkalium
aanbevolen (zie 4.4).
Geneesmiddelen die beïnvloed worden door verstoringen in het serumkalium: periodieke
controle van het serumkalium wordt aanbevolen als CoAprovel toegediend wordt in combinatie
met middelen die door een verstoring van het serumkalium kunnen worden beïnvloed
(b.v. digitalisglycosiden, antiaritmica).
Niet-steroïde anti-inflammatoire middelen (NSAID's): wanneer angiotensine-II
receptorantagonisten gelijktijdig worden toegediend met niet-steroïde anti-inflammatoire
middelen (b.v. selectieve COX-2 remmers, acetylsalicyl zuur (> 3 g/dag) en niet-selectieve
NSAID's), kan het antihypertensieve effect verzwakken.
Zoals bij ACE-remmers, kan gelijktijdig gebruik van angiotensine-II receptorantagonisten en
NSAID's leiden tot een verhoogd risico op verslechtering van de nierfunctie, inclusief mogelijk
acuut nierfalen, en een verhoogd serumkalium met name bij patiënten met een reeds bestaande
slechte nierfunctie. De combinatie dient, met name bij ouderen, met voorzichtigheid te worden
gegeven. Patiënten dienen adequaat te worden gehydrateerd en monitoring van de nierfunctie
dient te worden overwogen na aanvang van een combinatiebehandeling en daarna periodiek.
Aanvullende informatie over interacties met irbesartan: in klinische studies werd de
farmacokinetiek van irbesartan niet beïnvloed door hydrochloorthiazide. Irbesartan wordt
voornamelijk gemetaboliseerd door CYP2C9 en in mindere mate door glucuronidering. Er zijn
geen significante farmacokinetische of farmacodynamische interacties waargenomen wanneer
irbesartan gelijktijdig werd toegediend met warfarine, een geneesmiddel dat gemetaboliseerd
wordt door CYP2C9. De effecten van CYP2C9-inductoren, zoals rifampicine, op de
farmacokinetiek van irbesartan zijn niet onderzocht. De farmacokinetiek van digoxine werd niet
gewijzigd door gelijktijdige toediening van irbesartan.
Aanvullende informatie over interacties met hydrochloorthiazide: bij gelijktijdige toediening
kunnen de volgende middelen een interactie aangaan met thiazidediuretica:
Alcohol: potentiëring van orthostatische hypotensie kan optreden;
Antidiabetica (orale antidiabetica en insulines): het kan nodig zijn de dosis van de antidiabetica
aan te passen (zie 4.4);
Colestyramine- en colestipolharsen: de absorptie van hydrochloorthiazide is geremd bij
aanwezigheid van anionenuitwisselende harsen;
Corticosteroïden, ACTH: elektrolytdepletie, met name hypokaliëmie, kan toenemen;
Digitalisglycosiden: de door thiazidediuretica-geïnduceerde hypokaliëmie of hypomagnesiëmie
kunnen de door digitalis-geïnduceerde aritmieën gemakkelijker doen ontstaan (zie 4.4);
Niet-steroïdale anti-inflammatoire middelen: de toediening van niet-steroïdale anti-inflammatoire
middelen kan bij sommige patiënten het diuretisch, natriuretisch en antihypertensief effect van
thiazidediuretica verminderen;
Bloeddrukverhogende aminen (b.v. norepinefrine): het effect van bloeddrukverhogende aminen
kan afnemen, doch niet in voldoende mate om van hun gebruik af te zien;
Niet-depolariserende skeletspierrelaxantia (b.v. tubocurarine): hydrochloorthiazide kan het
effect van niet-depolariserende skeletspierrelaxantia potentiëren;
Anti-jicht middelen: omdat hydrochloorthiazide de serumspiegel van urinezuur kan verhogen, kan
het nodig zijn de dosis van anti-jichtmiddelen aan te passen. Verhoging van de dosis van
probenicide of sulfinpyrazon kan nodig zijn. Gelijktijdige toediening van thiazidediuretica kan de
incidentie van overgevoeligheidsreacties voor allopurinol doen toenemen;
Calciumzouten: thiazidediuretica kunnen de serumcalciumspiegels verhogen door een
verminderde excretie. Als calciumsupplementen of calciumsparende middelen (b.v. vitamine Dpreparaten)
moeten worden voorgeschreven, dienen de serumcalciumspiegels gecontroleerd te
worden en de calciumdosering overeenkomstig te worden aangepast;
Andere interacties: het hyperglycemisch effect van bèta -blokkers en diazoxide kan versterkt
worden door thiazidediuretica. Anticholinergica (b.v. atropine, beperideen) kunnen de
biologische beschikbaarheid van thiazidediuretica verhogen door afname van de gastro-intestinale
motiliteit en de ledigingssnelheid van de maag. Thiazidediuretica kunnen het risico van
bijwerkingen veroorzaakt door amantadine verhogen. Thiazidediuretica kunnen de renale
uitscheiding van cytotoxische middelen (b.v. cyclofosfamide, methotrexaat) verminderen en hun
myelosuppressieve werking versterken.